Johan Warnez, beleidsmedewerker agogiek

 

'Onvoorwaardelijkheid, reflectie, vastberadenheid, samenwerken, een blik naar buiten en out of the box: dat is wat ons moet typeren. Voorop staat ongetwijfeld ‘grenzen uitgommen’, zowel die van jezelf als die van anderen. Ubuntu is geen protectionisme noch narcisme noch egocentrisme. Het gaat over deel uitmaken van en groeien binnen een groter geheel.  

Dat geldt ook voor organisaties. Een organisatie mag niet op zichzelf staan, want die krijgt alleen maar vorm en identiteit vanuit een relatie tot andere organisaties. Samenwerking is een belangrijke sleutel, maar samenwerken betekent hard werken. Willen we als organisatie de zorgvraag van onze cliënten creatief, op maat en integraal beantwoorden, dan volstaan onze eigen krachten niet. Een beter antwoord vind je als je ook de krachten van andere organisaties en diensten meeneemt. Uitwisseling en interactie leren je out of the box denken. Verder, sterker, anders! 

Onze houding van onvoorwaardelijke erkenning van ieder zijn krachten, identiteit en potentieel ligt hier aan de basis. Iedereen kan toch steeds iets zinvols bijdragen! Ieder heeft een eigenheid, vaak een ‘eigen-aardig’heid? Iedereen wil toch vooruit? 
 

 

Michèle vond reeds van de eerste dag dat ze in een groepswoning woonde, dat haar vleugels gekortwiekt waren. Haar begeleiders gunden haar nochtans alle mogelijke vrijheid. Al van die eerste dag stond haar valies klaar: ze wou een eigen stek. Samenwonen met anderen lag haar niet, het kwam niet zelden tot conflicten, of het gebeurde dat ze het huis even letterlijk achter zich liet. Ze was er terechtgekomen door haar ‘nursing’ statuut. 

We wilden gaan voor een betere quality of life. Haar ouders zagen dit niet zitten: ‘Jullie kennen Michèle niet!’  En toch, vastberadenheid van haar kant en van haar begeleiders hielp om haar bezorgde ouders na enkele jaren mee te krijgen in het verhaal, waarvan de uitkomst onzeker was. Leren omgaan met vrijheid, leren omgaan met ‘oeps, dit lukt me niet’, warme bejegening, een mentor die er altijd was, maar vooral een (koppig) rotsvast geloof in ‘ze kan dit waarmaken!’ gaf haar de kans een wereld te ontdekken die aanvankelijk niet voor haar bestemd was. Ze beleefde veel avonturen... toch ontvingen we enige tijd later een nieuwjaarskaartje van haar moeder: “Samen met mijn beste wensen voor het jaar dat komt, betuig ik opnieuw mijn oprechte dank aan iedereen van de organisatie voor de ‘wonderen’ die bij onze dochter gebeurd zijn." 

 

Wie had ooit kunnen denken dat zij zo’n ‘volwaardig burger' zou worden. Ondersteuning is omgaan met onzekerheid, het is geen statisch gegeven, maar geloven dat het onmogelijke kan, als het maar een kans krijgt.

Niet alleen voor Michèle was het van belang dat ze goed omringd werd: alle mensen hebben verbinding nodig om te groeien en om te kunnen bereiken wat ze voor ogen hebben. We worden allen als afhankelijke wezens geboren met een interne drang om zelfstandig te worden. Hiervoor heb je anderen nodig.

Mens worden doe je met anderen, maar ook voor anderen. De dynamiek tussen die twee ideeën zorgt ervoor dat we echt deel uitmaken van een groter geheel, waar we veel krijgen en veel geven. Beide ideeën vind je terug in het werken naar een ‘professionele identiteit’ toe. Met de warme en gerichte ondersteuning van je begeleiders word je ‘bakker’, niet alleen omdat je brood kan maken, maar vooral omdat je dat brood kan maken voor andere mensen, die er met smaak van eten en je erkennen in jouw identiteit. 

Als organisatie moet je kansen benutten om te reflecteren over wie en hoe je bent. Elke samenwerking met een ander biedt zo’n kans. Uitwisseling met organisaties - over alle mogelijke grenzen heen - helpt je om je identiteit beter te benoemen en tot nieuwe inzichten te komen, of net om te beseffen dat je niet zo goed bezig was. Zo heeft een eerste Europese project waaraan we deelnamen, Triade, ons doen inzien dat we niet zo goed bezig waren als het ging over ouder worden met een beperking. We leerden al gauw, vanuit kritische reflecties van partners, dat we ons te veel door foutieve vooroordelen lieten leiden: ouderen willen niet (altijd) in hun luie zetel zitten, ze willen ook ‘actief’ ouder worden en - op een andere manier dan voorheen - echt nog iets betekenen. Ze willen nog altijd een rol spelen, bv. door verantwoordelijk te zijn voor de strijk in hun woning of door zelf inkopen te doen en andere mensen te ontmoeten, of ze willen iets betekenen voor de buurt, … Spectaculair is dit niet, deze visie sluimerde misschien al, maar het project heeft ons wel een duwtje in de rug gegeven om de visie ook in de praktijk te brengen. 

De kracht van zo’n oefeningen is dat we als organisatie uitgenodigd worden tot zelfreflectie, je gaat dieper kijken naar wat de echte drijfveren zijn van wat je doet en zo bots je soms op onbewuste overtuigingen. Om die reflectie te kunnen maken, heb je een klankbord nodig, iemand die datgene wat je doet in vraag durft stellen. Pas als je je daarvan bewust bent, kan je dat als organisatie aanpakken.'